Mensen maken de samenleving!
Doel 2: Kansen voor kinderen en jongeren in opvang en onderwijs
Dit doel is gekoppeld aan het volgende maatschappelijke effect:
Inwoners ervaren bestaanszekerheid, gelijke kansen en doen mee naar vermogen
Aan dit maatschappelijk effect zijn twee andere doelen gekoppeld die ook onder de opgave Kansengelijkheid vallen, en nog drie andere doelen die onder een andere opgave vallen, namelijk:
- Kinderen en jongeren groeien zoveel mogelijk thuis op (opgave Kansengelijkheid)
- Geïndiceerde jeugdhulp is vooral beschikbaar voor kinderen met een complexe zorgbehoefte (opgave Kansengelijkheid)
- Inwoners hebben een stabiel en voorspelbaar (basis)inkomen (opgave Bestaanszekerheid)
- Inwoners doen mee door te werken of via een andere vorm van participatie (opgave Bestaanszekerheid
- Kinderen groeien op zonder geldzorgen (opgave Bestaanszekerheid)
| Indicator | Nulmeting | Streefwaarde 2028 | Monitoring/ bron |
|---|---|---|---|
| % kinderen in groep 3 zonder extra ondersteuning | Monitor VVE breed 2024 14 % van de VVE doelgroepkinderen kan niet mee komen in groep 3 (9 van de 65 kinderen). Dit percentage betreft sec de kinderen die minimaal 3 jaar aan de interventie VVE hebben deelgenomen. | We streven in 2028 naar een cijfer van 90% van kinderen die mee kunnen komen groep 3.[1] | – Monitor VVE breed – Peutermonitor – CBS dashboard verwachte onderwijsachterstanden |
| % thuisblijvers met leerplicht | Nulmeting in 2025 | Streefwaarde is afhankelijk van de nulmeting | Data gemeente en scholen |
[1] We zijn in Q4 2023 gestart het VVE-traject zoals vastgelegd in de procesbeschrijving ‘Zo doen we dat in Dronten’. Om het effect van het VVE-traject te kunnen meten is het noodzakelijk dat kinderen gedurende 3 jaar het VVE-traject volgen.
2.1 Inleiding
De gemeente heeft op het gebied van jeugdgezondheidszorg, kinderopvang en onderwijs enkele wettelijke taken, zoals:
- de handhaving op de uitvoering van de Leerplichtwet
- de regeling van het leerlingenvervoer
- de organisatie van voor- en vroegschoolse educatie (VVE)
- de toezicht en handhaving op kinderopvang
- de organisatie van jeugdgezondheidszorg (JGZ)
- het verzorgen van onderwijshuisvesting
Dit zijn vooral faciliterende activiteiten die nodig zijn om onder andere goed onderwijs aan kinderen te kunnen bieden. Daarnaast heeft de gemeente ook een relatie met het onderwijs waar het gaat om de zorg die het kind nodig kan hebben vanuit de Jeugdwet. Vanuit de wetgeving (Wet kinderopvang, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs) heeft de gemeente ook de opdracht om een gelijkwaardig bestuurlijk overleg te organiseren met de partners in de Lokale Educatieve Agenda (LEA). In het LEA werken gemeente, onderwijs, kinderopvang, zorg- en culturele of welzijnsinstellingen samen aan de wettelijke LEA- thema’s. De thema’s zijn het bevorderen van integratie, het voorkomen van segregatie, het bestrijden van onderwijsachterstanden en de inschrijving en toelating tot voorzieningen. De gemeente moet in het LEA regie voeren op het tot stand brengen van gezamenlijke niet vrijblijvende afspraken[1]. Er wordt gewerkt aan het verder formaliseren van de LEA en daarin het onderdeel Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) met de visie op onderwijs. In de LEA is vastgelegd dat in de gemeente Dronten het creëren van gelijke kansen voor alle kinderen een kernwaarde is. De gemeente Dronten gelooft, dat ieder kind ongeacht zijn of haar achtergrond het recht heeft om het beste uit zichzelf te halen en zich volledig te ontplooien. De gezamenlijke ambitie van partijen in de gemeente Dronten ligt vast in het convenant Jeugd en Onderwijs (zie bijlage). Door het ondertekenen van dit convenant verklaren partijen dat ze samen álle kinderen in de gemeente Dronten optimale kansen willen bieden om zich te kunnen ontwikkelen. Wij streven naar inclusief onderwijs. Daar verstaan wij onder: kwalitatief goed onderwijs, dat alle kinderen in staat stelt zich binnen hun mogelijkheden optimaal te ontwikkelen. Waar mogelijk ondersteunen wij het onderwijsveld om een inclusieve leeromgeving te realiseren. Binnen een inclusieve leeromgeving zijn alle kinderen welkom op een school dichtbij huis. Er wordt vanuit een pedagogische basis gewerkt aan de brede ontwikkeling van alle kinderen. Elk kind ontwikkelt zich, wordt gezien en hoort erbij. De kinderen leren met en van elkaar. Het schoolteam is multidisciplinair en biedt de ondersteuning die nodig is om alle kinderen onderwijs te bieden. De inclusieve leeromgeving is toegankelijk voor alle kinderen, leraren en ouders.
(Beleidskader OCW ‘Met elkaar voor alle kinderen en jongeren – Werken aan een inclusieve leeromgeving’).
We hebben aandacht voor alle kinderen, maar specifiek voor kinderen die in hun jonge jaren al een risico lopen op onderwijsachterstanden en voor de kinderen die gedurende hun schoolcarrière afhaken of dreigen af te haken.
[2]Zie ook het themaonderzoek Doelbereik Lokaal Educatieve Agenda, 30 november 2019 (inspectie OCW)
2.2 Meer kinderen kunnen in groep 3 starten zonder extra (taal)ondersteuning
Gemeente Dronten heeft op grond van artikelen 165, 166 en 167 van de Wet op het primair onderwijs een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorzieningen met voorschoolse educatie (in aantal en spreiding) voor kinderen met een risico op een onderwijsachterstand. Het is de bedoeling dat alle kinderen in de gemeente Dronten op hun zesde levensjaar een startniveau (qua taal) hebben bereikt dat aansluit bij het aanvangsniveau van groep 3 van de basisschool en/of met een beperkte ondersteuning mee kunnen in groep 3. De gemeente Dronten heeft samen met de JGZ, kinderopvangorganisaties en het onderwijs – de VVE-partners – de resultaatafspraken over de opbrengsten van de VVE-aanpak opgesteld. Hiervoor is in 2023 een gezamenlijke procesbeschrijving ‘Zo doen we dat in Dronten’ opgesteld, ondertekend door de partners inclusief gemeente en geïmplementeerd. Hierin staat de werkwijze beschreven, de resultaatafspraken en een duidelijke taak- en rolverdeling inclusief monitoring.
Probleemanalyse
Niet alle kinderen kunnen een goede start op de basisschool maken. Er zijn kinderen die niet mee kunnen komen in groep 3 in het onderwijs vanwege een taal- onderwijsachterstand. Het gaat hierbij met name om peuters (doelgroeppeuters) in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar die een risico lopen op onderwijsachterstanden vanwege minder gunstige sociale, culturele en/of economische omstandigheden. Hierbij valt te denken aan de opleiding van de ouders, armoede in het gezin, laaggeletterdheid en/of een gezin dat nog niet lang in Nederland woont. In de vroege kinderjaren wordt het fundament gelegd voor de verdere ontwikkeling van het kind en is het dus belangrijk om taalproblemen en/of leerachterstanden te voorkomen of te verminderen. De achtergrond van het kind, het opleidingsniveau van ouders of hun financiële situatie mogen geen invloed hebben op de schoolprestaties van een kind. Met aandacht of extra steun in de rug kan voorkomen worden dat kinderen en jongeren niet mee kunnen komen in het onderwijs en hierdoor mogelijk thuis komen te zitten of uitvallen in het onderwijs. Op termijn zou dit ook kunnen leiden tot een slechtere positie op de arbeidsmarkt en het slechter mee kunnen komen in de samenleving.
Het onderwijsachterstandenbeleid heeft als doel om de kinderen te signaleren die een risico op onderwijsachterstanden in de Nederlandse taal hebben, en deze achterstanden te voorkomen of te verminderen. De nadruk bij het Onderwijsachterstandenbeleid ligt op Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Voorschoolse educatie is een doelgericht en programmatisch aanbod voor doelgroepkinderen. Door het VVE-programma krijgen deze kinderen een extra duwtje zodat zij met gelijkere kansen kunnen starten in groep 3. Het stellen van de VVE indicatie gebeurd door de jeugdgezondheidszorg op basis van een aantal indicatoren die zijn vastgelegd in de procesbeschrijving ‘Zo doen we dat in Dronten’. Het stellen van indicaties is en blijft maatwerk en wordt dan ook alleen afgegeven als een kind het daadwerkelijk nodig heeft gezien de (taal)ontwikkeling van het kind. De VVE-aanpak beoogt kinderen vanaf 2,5 jaar met een risico in de spraak- en taalontwikkeling te stimuleren in hun (taal)ontwikkeling. In het VVE-programma is veel aandacht voor spreken en begrijpen van de Nederlandse taal. Daarvoor gaan kinderen naar een peuteropvang waar gewerkt wordt met een speciaal speel- en leerprogramma. Kinderen volgen minimaal 16 uur per week dit programma in een peuteropvang en daarna krijgt deze specifieke aandacht een vervolg in het basisonderwijs. Wanneer in de periode voor hun 6-jarige leeftijd blijkt dat dit startniveau voor instroom in groep 3 niet behaald kan worden, wordt gezocht naar passend onderwijs of passende ondersteuning.
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) stelt middelen beschikbaar aan scholen en gemeenten om de onderwijskansen van kinderen te vergroten. Hierbij hanteert het ministerie een doelgroep van 15 procent. Dit betekent dat bij de toekenning van de middelen aan scholen en gemeenten gekeken wordt naar de locaties waar kinderen woonachtig zijn die landelijk tot de 15 procent behoren met het grootste risico op een onderwijsachterstand.
Van de 710 peuters in 2024 uit Dronten, valt 13 procent binnen deze landelijke doelgroep (90 peuters). Van de 3545 basisschoolleerlingen in 2024 uit Dronten, valt 15 procent binnen deze doelgroep. Volgens de Peutermonitor is 68% van de 97 geïndiceerde doelgeroeppeuters bereikt in het laatste kwartaal van 2024. Het aantal geïndiceerde peuters ligt hoger dan de landelijke doelgroep van 90. Dit kan onder meer te maken hebben met de gehanteerde doelgroepdefinitie, maar ook met de zuiverheid van de data uit de Peutermonitor en de monitor VVE breed. Uit de cijfers van de monitor breed VVE uit 2024 komt naar voren dat ongeveer 14% van alle VVE doelgroepkinderen niet kunnen starten in groep 3 zonder of met beperkte ondersteuning (op basis van de zorgniveaus in het basisonderwijs). Dit betreft VVE doelgroepkinderen die minimaal 3 jaar aan de interventie VVE hebben deelgenomen. Mogelijk ligt dit percentage hoger als ook gekeken wordt naar kinderen die niet minimaal 3 jaar aan de VVE interventie hebben deelgenomen. Niet alle doelgroeppeuters worden bereikt ofwel volgen VE. Dit kan diverse redenen hebben variërend van ouders die niet willen dat hun kind deelneemt aan vve om praktische of andere redenen, omdat zij al gebruik maken van andere vormen van opvang (onder andere gastouderopvang) of omdat ouders de wettelijk vastgelegde 16 uur VE te veel vinden voor hun kind. De cijfers – die we de komende jaren nog zuiverder in beeld willen brengen – benadrukken in ieder geval de noodzaak van een passende VVE aanpak.
De aankomende jaren worden er een aantal wijzigingen verwacht die effect zullen hebben op de vraag naar kinderopvang en daarmee ook de VVE aanpak. Het kabinet heeft een stelselherziening kinderopvang aangekondigd. Verwacht wordt dat deze wijziging gaat leiden tot een groei in de vraag naar kinderopvang. Hierdoor zal er meer gebruik gemaakt worden van peuteropvang en VE door werkende ouders en wordt er dus meer beroep gedaan op de subsidieregeling peuteropvang en VE. Het is van belang om de landelijke ontwikkelingen hierin nauwlettend in de gaten te houden en in gesprek te blijven met aanbieders van kinderopvang/ VE. Voor de periode 2025 – 2027 staan er een aantal wijzigingen in de wet- en regelgeving voor de toezicht en handhaving op de planning. Met name het verbetertraject gastouderopvang en de verschuiving van het structureel toezicht VE van de Inspectie van het Onderwijs naar de GGD kunnen gevolgen hebben voor aanbieders van gastouderopvang en de benodigde financiële budget voor de uitvoering van het toezicht. Daarnaast wordt het budget voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid gekort vanaf 2026, wordt nog nader bezien of het budget vanaf 2027 naar het gemeentefonds gaat. Dit zijn ontwikkelingen die de komende jaren gevolgen gaan hebben voor het doel en de resultaten.
Doel vastgesteld door de raad: Kansen voor kinderen en jongeren in opvang en onderwijs
Uitwerking doel: Meer kinderen kunnen in groep 3 starten zonder extra (taal) ondersteuning
Probleem/aanleiding: Er zijn kinderen die niet mee kunnen komen in groep 3 in het onderwijs vanwege een taalachterstand.
| Resultaat | Indicator op resultaat | Bron |
|---|---|---|
| Meer kinderen krijgen voorschoolse en vroegschoolse educatie en de kwaliteit van het aanbod wordt sterker, waardoor meer kinderen taalvaardig zijn in groep 3 | We streven in 2028 naar een bereikcijfer van 90%*. Indicator voor de kwaliteit van het aanbod is het gebruik van uitsluitend door het Nederlands Jeugd Instituut gecertificeerde VVE-methoden en het werken conform de VVE-procesbeschrijving ‘Zo doen we dat in Dronten’. *Op basis van de cijfers van de Peutermonitor en monitor VVE breed (2024) zit het bereik van VE tussen de 65% en 87%. | – Monitor VVE breed – Peutermonitor – CBS dashboard verwachte onderwijsachterstanden |
| Meer ondersteuningsmogelijkheden ontwikkelen voor kinderen en jongeren die op eerdere of latere leeftijd het risico op taalachterstanden lopen. Hiervoor het Drontens Onderwijsachterstanden beleid te verbreden en in te zetten op doorgaande lijnen*. * Doorgaande lijn in de ontwikkeling van kinderen gedurende de levensloop 0-4 jaar, 4-12 jaar en 12-18 jaar (overgang van PO naar VO) – Doorgaande lijn gedurende de dag: verbinding schooltijd en na schooltijd – Doorgaande lijn in de samenwerking tussen kinderopvang, onderwijs en zorg (zie passend onderwijs) | Aantal kinderen en jongeren met een taal- onderwijsachterstand die extra ondersteuning hebben ontvangen. Aantal activiteiten en afspraken dragen bij aan een van de drie doorgaande lijnen. |
2.3 Minder thuiszitters met leerplicht
Er zijn in Dronten kinderen en jongeren die langdurig geen onderwijs volgen. Deze groep, de zogenoemde ‘thuiszitters’, is divers en bestaat uit:
- Langdurig relatief verzuimers: Leerlingen die wel ingeschreven staan op school, maar langer dan vier weken ongeoorloofd afwezig zijn.
- Absoluut verzuimers: Kinderen die leer- of kwalificatieplichtig zijn, maar niet staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling.
- Geoorloofd afwezige leerlingen: leerlingen die vanwege ziekte of een gebrek aan passend onderwijs tijdelijk of langdurig geen onderwijs volgen.
- Daarnaast is er een groep voortijdig schoolverlaters (VSV’ers): jongeren tussen de 16 en 23 jaar zonder startkwalificatie en zonder schoolinschrijving.
Probleemanalyse
Thuiszitten vormt een groeiend maatschappelijk probleem. Deze ontwikkeling heeft ingrijpende gevolgen voor kinderen en jongeren: voor hun persoonlijke ontwikkeling, hun kansen op de arbeidsmarkt en hun sociale participatie.
In Dronten liggen de percentages relatief en absoluut verzuim onder het landelijk gemiddelde. Toch groeit ook hier de groep leerlingen die langdurig geen onderwijs volgt, zeker als de groep geoorloofd afwezige leerlingen wordt meegerekend. De registratie van deze groep is onvolledig, waardoor het werkelijke aantal mogelijk hoger ligt. Door betere meldprocedures en aanpassingen in het registratiesysteem wordt geprobeerd meer zicht te krijgen op deze leerlingen.
Om het probleem effectief te kunnen aanpakken, is het van belang om de oorzaken en gevolgen van thuiszitten goed te begrijpen.
Oorzaken van thuiszitten
Thuiszitten is een complex en veelvormig probleem, waarbij meerdere factoren een rol spelen. De belangrijkste oorzaken zijn:
- Psychische gezondheidsproblemen: steeds meer kinderen jongeren kampen met mentale gezondheidsproblemen zoals angststoornissen, depressie, trauma, autisme of ADHD. Deze problemen worden soms pas laat gesignaleerd en kunnen het schoolbezoek ernstig belemmeren.
- Fysieke gezondheidsproblemen: langdurige ziekte of lichamelijke beperkingen kunnen leiden tot langdurige afwezigheid.
- Gedragsproblemen en ontwikkelingsstoornissen: sommige leerlingen hebben gedragsproblemen die het functioneren op school bemoeilijken.
- Gebrek aan passend onderwijs: niet alle scholen kunnen voldoende maatwerk of ondersteuning bieden aan leerlingen met speciale behoeften. Hierdoor vallen zij uit.
- Gebrek aan alternatieve voorzieningen: er zijn onvoldoende maatwerk- of ’tussenvoorzieningen’ die thuiszitten kunnen voorkomen of thuiszitters helpen om de stap terug naar regulier of speciaal onderwijs te maken.
- Beperkte beschikbaarheid van jeugdhulp en zorg: wachtlijsten in de jeugdzorg en het speciaal onderwijs zorgen ervoor dat kinderen niet tijdig de benodigde ondersteuning krijgen die nodig is om onderwijs te kunnen volgen.
- Onvoldoende samenwerking en informatie-uitwisseling: er is vaak sprake van versnipperde verantwoordelijkheid tussen onderwijs, zorg en gemeenten, wat een integrale aanpak belemmert. De afstemming tussen scholen, jeugdzorg en gemeenten verloopt dan moeizaam.
- Onvoldoende signalering en registratie: niet alle thuiszitters worden tijdig gesignaleerd en geregistreerd, waardoor hulp uitblijft.
- Administratieve en juridische knelpunten: soms zijn de regels rondom toelating, verzuim en vrijstelling te rigide, waardoor maatwerkoplossingen worden belemmerd.
Doel vastgesteld door de raad: Kansen voor kinderen en jongeren in opvang en onderwijs
Uitwerking doel: Minder thuiszitters met leerplicht
Probleem/aanleiding: Het aantal leerlingen dat langdurig thuis is en geen onderwijs ontvangt neemt toe.
| Resultaat | Indicator op resultaat | Bron |
|---|---|---|
| Resultaat | Indicator op resultaat | Bron |
| Gerichte aanpak van de verschillende groepen thuiszitters Meer voorzieningen voor leerlingen die (dreigen) uit te vallen om zich verder te ontwikkelen. | Aantallen thuiszitters; aantal leerlingen teruggekeerd naar de klas. | Data van gemeente, scholen en zorgaanbieders |